Taalverwerving bij baby's blijft een raadsel
Voor de meeste mensen is het iets wat vanzelfsprekend is: een baby leert praten, ontwikkelt zichzelf en zijn spraakvermogen. Ouders proberen hun kinderen zo snel mogelijk van alles te leren: lopen, zindelijk worden, zelfstandig eten en natuurlijk zich sociaal vaardig maken. Maar als er nou eens alleen naar het aspect praten gekeken wordt, blijkt dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat een baby zijn moedertaal zomaar aanleert. Een taal verwerven is veel complexer dan het lijkt. Duizenden woorden, lastige klanken, ingewikkelde grammaticaregels en daar bovenop nog alle uitzonderingen. Toch lukt het baby's van 1 tot 3 jaar om de moeilijkste taalstructuren op te pikken. Een prachtig onderwerp dus voor een onderzoeker om zich flink in te verdiepen.
Principes en parameters
De Amerikaanse taalkundige Noam Chomsky beweert dat kinderen hun moedertaal zo snel leren en bepaalde fouten niet maken, omdat de mens genetisch geprepareerd is voor het leren van een taal. Een baby heeft volgens hem dus al het vermogen om een taal aan te leren. Dit vermogen noemt hij de Universele Grammatica. Deze Universele Grammatica is opgebouwd uit principes en parameters. Principes zijn algemene regels die in elke taal gelden zoals bijvoorbeeld de persoonsvorm. Parameters zijn de regels die per taal gelden en deze worden later verworven. Als een kind ook de parameters kent, is hij in staat oneindig veel zinnen te maken met dat kleine beetje grammatica die hij nog nooit eerder gehoord had.
De optimaliteitstheorie
Niet iedereen is het eens met Chomsky. De fonoloog Alan Prince en natuurkundige Paul Smolensky hebben een net iets andere kijk op de taalverwerving. Zij beweren dat er 'zachte' regels bestaan. Deze zachte regels mogen overtreden worden als ze botsen met andere, belangrijker geldende regels botsen. Volgens hen komen deze zachte regels in alle talen voor. Deze theorie noemen zij de optimaliteitstheorie. Ze verklaren het verschil van regels in talen met de sterkte van regels. In het Italiaans heb je bijvoorbeeld het woord 'parla' wat 'zij spreekt' betekent. Het onderwerp wordt hier weggelaten omdat de betekenisregel, die inhoudt dat de betekenis van 'parla' belangrijk is, sterker is dan de onderwerpregel. In het Nederlands is de onderwerpregel belangrijker en daarom is er in het Nederlands wel een onderwerp te vinden. Door deze theorie zijn er een hoop uitzonderingen in de taal te verklaren.
Sociale instinct
Een psycholoog uit Amerika, Tomasello genaamd, gelooft niet in een aangeboren grammatica. Hij is van mening dat kinderen de taal leren door alleen als doel te nemen dat ze begrepen worden door de luisteraar. Ze maken hun eigen brabbeltaaltje door woordelementen bij elkaar te prakken en op die manier laten ze weten wat ze willen. De theorie is gebaseerd op het begrijpen van elkaar. Tomasello beweert dat niet het taalinstinct is aangeboren, maar het sociale instinct. Op die manier verwerven kinderen de taal en kennen ze woorden toe aan handelingen en voorwerpen als ze die maar vaak genoeg horen.
Neurale-netwerktheorie
Een iets wat ander idee over taalverwerving is de neurale-netwerktheorie. Deze theorie is gefundeerd op cognitieve principes en mechanismen die plaats vinden in de hersenen. De kinderen leren de taal door de verbindingen en routes die door het neurale netwerk lopen. Hoe vaker een zinsconstructie of een bepaald woord gehoord wordt, hoe sterker deze neurale verbinding die de informatie over de taal bezit wordt. Als dit neurale pad meer bewandeld wordt, wordt de taal steeds een stukje uitgebreider. De taal wordt dus als het ware langzaamaan ingesleten.
De vier genoemde theorieën die uitgelegd zijn, zijn de bekendste in het vakgebied. Het is moeilijk om erachter te komen welke de juiste is en misschien kloppen er wel meerdere. Dat het een complex iets is, is iets wat zeker is en daarom zullen nog vele onderzoekers hier hun ei in kwijt kunnen. Maar voor zover laten wij ons verbluffen door ons brein met zijn oneindige vragen.